Hoe voetbal voor Boban echt oorlog werd

De uitdrukking ‘voetbal is oorlog’ passeert met enige regelmaat de revue. Maar voetbal komt in de meeste gevallen natuurlijk niet eens in de buurt van oorlog. Toch zijn er altijd uitzonderingen. En Zvonimir Boban is zo’n geval waarbij voetbal daadwerkelijk oorlog werd.

Dit verhaal gaat over de competitiewedstrijd tussen Dinamo Zagreb en Rode Ster Belgrado op 13 mei 1990. Die pot voetbal wordt door veel Kroaten nog altijd gezien als het begin van het einde van Joegoslavië. En daar had Boban op zijn manier een bijzondere rol in.

Dunne beentjes
Zvonimir Boban was op zeer jonge leeftijd al een groot talent. Hij trok al vroeg vanuit zijn geboorteplaats Imotski via Hajduk Split richting Dinamo Zagreb. Bij Hajduk werd hij niet goed genoeg bevonden, met name vanwege zijn dunne beentjes. Dinamo wilde hem wél.

Op zijn zestiende debuteerde hij in Zagreb, waar hij op zijn achttiende al de aanvoerdersband overnam. Ondanks zijn jonge leeftijd was hij voor die ploeg meteen een leider.

Op die bewuste dertiende mei 1990 was hij 21 jaar. De derby tussen Dinamo Zagreb en Rode Ster Belgrado liep uit de hand, supporters begonnen te rellen nog voordat er afgetrapt was. De Bad Blue Boys van Zagreb gooiden stenen naar de Delije uit Belgrado. Het Maksimir Stadion werd half afgebroken door de harde kern van Rode Ster.

De ruim drieduizend hooligans uit Belgrado werden geleid door Arkan, een Servische nationalist die later commandant zou worden van een eigen paramilitaire groep hooligans. De wedstrijd was gedoemd om uit de hand te lopen. En dat gebeurde ook.

Messen en losgerukte stoelen
Bewapend met losgerukte stoelen en messen gingen beide groepen elkaar te lijf. De selectie van Rode Ster zat op dat moment al in de kleedkamers. Maar een enkeling van de thuisploeg stond gewoon nog op het veld. Zvonimir Boban was zo’n enkeling.

De aanvoerder van Dinamo Zagreb zag dat een supporter van zijn club geslagen werd door een politieagent. Boban wilde ingrijpen, maar hij werd tegengehouden. Toen zag hij ineens zijn kans schoon. De 21-jarige Boban sprong op en gaf de agent een knietje in het gezicht. De Bad Blue Boys traden daarna aan als menselijk schild voor hun aanvoerder.

Eigen natie
Veel Kroaten zien die dag als de dag dat hun eigen natie ontstond. De onafhankelijkheidsoorlog begon pas een jaar later, maar voor de Serven was hij sinds 13 mei 1990 een nationale vijand. Voor de Kroaten werd hij een voorbeeld.

De voetbalbond schorste Boban voor zes maanden en hij kreeg een rechtszaak aan zijn broek, maar in het volgende seizoen zou hij toch niet meer bij Dinamo Zagreb spelen. Fabio Capello wilde Boban hebben en dus trok hij voor acht miljoen naar Milaan. Daar speelde hij negen jaar achtereen voor de Rossoneri, nadat hij eerst een seizoen was uitgeleend aan Bari.

Zvonimir Boban beleefde in die negen jaar bij het grote Milaan zijn hoogtijdagen, met één gewonnen Champions League, vier Serie A-titels en drie overwinningen in de Italiaanse SuperCup. Bovendien eindigde hij als aanvoerder van de Kroatische nationale ploeg op de derde plek tijdens het WK1998 in Frankrijk, ten koste van Oranje.

Maar als je Kroaten vraagt naar Zvonimir Boban, dan is 13 mei 1990 de dag waarop hij zijn eeuwige roem heeft veiliggesteld.