De Merapi. Letterlijk vertaald: de vuurberg. De vulkaan die gemiddeld zo’n driehonderd dagen per jaar rookt en daarmee één van de meest actieve in zijn soort is. De flanken van de vulkaan zijn desondanks dichtbevolkt. De mensen zien de vuurberg als onderdeel van hun leven en dus blijven ze er in grote getale wonen. Met gevaar voor eigen leven.
Hij is binnen Indonesië wellicht het meest bekende slachtoffer van de vulkaan. Mbah Maridjan werd in 1982 door de sultan van Yogyakarta gekozen tot ‘gatekeeper’ van de Merapi. De meeste mensen geloven in de krachten die deze persoon zou hebben.
Volgens de mythe kan de bewaker van de vulkaan communiceren met de geesten van de Merapi. Hij brengt offers om de goden tevreden te houden en hij houdt ceremonies. Wanneer de vulkaan begint te rommelen wachten velen uit zijn omgeving pas met evacueren tot de bewaker van de vulkaan aangeeft dat het tot een uitbarsting gaat komen.
Plicht
Bij een grote uitbarsting in 2006 beval Mbah Maridjan tot zo’n evacuatie. De meeste mensen luisterden, maar zelf weigerde hij te vertrekken. ‘Iedereen heeft zijn plicht’, zou hij hebben gezegd. ‘Reporters, soldaten en agenten. Allemaal hebben ze hun eigen plichten. Het is mijn plicht om hier te blijven staan.’ Enkelen volgden zijn voorbeeld. Ze verschuilden zich in de moskee van het dorp.
De groep overleefde de uitbarsting, wonder boven wonder. Inclusief Maridjan. Hij had meerdere brandwonden en lag maanden in het ziekenhuis, maar hij leefde nog. Het leverde hem nationale roem op. Roem die hem vier jaar later fataal zou worden.
Duizend graden
Met een nieuwe uitbarsting op komst werd het gebied rondom de Merapi opnieuw geëvacueerd, maar weer weigerde de man te vertrekken. Een gloedwolk van meer dan duizend graden Celsius kostte hem het leven. Op een kleine vier kilometer van de bergtop overleed hij op 83-jarige leeftijd in zijn dorp Kinahrejo. Zijn lichaam werd gevonden in een bidpositie.
Het dorp is tegenwoordig een toeristische trekpleister geworden. De resten van het huis, de scooter en de auto van Mbah Maridjan staan tentoongesteld.
Onderdeel van het leven
De huidige bewaker van de Merapi luistert naar de naam Pak Asih. Het is de zoon van Maridjan. ‘We leven sinds onze geboorte al aan de voet van de Merapi’, zegt hij. ‘Voor ons is het normaal om hier te blijven wonen. We kunnen dus ook niet zomaar vertrekken. De vulkaan is een onderdeel van ons leven.’
Zolang er geen gevaar is tenminste, want ook de bewaker van de vulkaan is bang. ‘Natuurlijk leeft iedereen in angst, maar we kunnen de aarde niet veranderen. Komt het tot een uitbarsting, dan zullen we vertrekken. Tijdelijk. Want zodra het weer veilig is, keren we terug. Het is ons dorp en dat verlaat je niet zomaar.’
Ruïnes
Dat men in Kinahrejo in angst leeft is ook niet verwonderlijk. Veel huizen zijn weliswaar opnieuw opgebouwd, maar er zijn ook zat ruïnes te zien in de omgeving. ‘Dat daar was mijn huis’, vertelt de weduwe van Mbah Maridjan, terwijl ze wijst naar iets dat de resten van een woning moet voorstellen.
‘Dus ja, natuurlijk ben ik bang. Daarom ben ik ook iets verder naar beneden verhuisd.’ Desondanks blijft ze wel terugkomen naar een van de hoogste punten van Kinahrejo. ‘Ik kom dat wat over is van mij huis bezoeken’, licht ze toe. ‘Hier denk ik terug aan mijn man. Toen Maridjan nog jonger was en zijn lichaam nog sterk was, beklom hij meerdere keren met mensen de top van de vulkaan. Het zijn fijne herinneringen.’
Drie kilometer veiliger
Niet iedereen heeft de keuze om in zijn of haar dorp te blijven wonen. De bewoners van het dorp Pelemsari bijvoorbeeld. Van hun dorp was simpelweg niets meer over na de uitbarsting in 2010.
Tegenwoordig wonen ze in een compleet nieuw dorp, genaamd Karangkendal. Niet ver onder Kinahrejo. Een dorp dat door de regering is opgebouwd voor de complete gemeenschap van het voormalige dorp Pelemsari. Althans, voor hen die het overleefd hebben. Ze wonen nu drie kilometer veiliger dan voorheen, stelt dorpshoofd Ramidjo.
‘Nu wonen we negen kilometer van de top vandaan’, vertelt Ramidjo. ‘Dus ik ga er van uit dat het veiliger is. Maar wanneer er weer echte activiteit is binnen de vulkaan, dan zijn we weg. Dat willen we niet nog een keer meemaken.’
Niet meer wachten
Wachten op een sein van de bewaker zal het dorpshoofd dan ook niet meer. Een evacuatieverzoek van de lokale overheid zal volstaan om het dorp te evacueren. ‘Het is wat mythisch, die gatekeeper’, zegt hij. ‘Mbah Maridjan nam zijn verantwoordelijkheid, maar je ziet ook natuurlijke signalen van een naderende uitbarsting. Dieren vluchtten normaal gesproken ook naar beneden. Die wachtten zelf ook niet op een signaal van de bewaker. Wij dus ook niet.’
Ondanks het feit dat het gevaar altijd op de loer ligt, hebben de mensen van zijn dorp besloten bij elkaar te blijven. Maar negen kilometer is bij een uitbarsting nog altijd niet ver van de vulkaan. ‘We hebben een hechte gemeenschap’, verklaart Ramidjo. ‘Voor ons was het daarom ook geen optie om allemaal naar andere dorpen te verhuizen. We kozen ervoor om met het hele dorp te verhuizen.’
Met z’n allen
Siti is een lerares bij de kinderopvang. Zij haalt het Javaanse gezegde berat sama dipikul, ringan sama dijinjing aan, dat zoveel betekent als: wat er ook gebeurt, goed of slecht, we doen het met z’n allen.
Ze licht toe: ‘Rijke mensen kunnen een huis kopen ver van de Merapi, maar wat moeten de weduwen doen? Sinds 2010 zijn er veel meer weduwen in ons dorp. Wij hebben besloten samen te strijden tegen alles dat op ons pad komt.’
Ze vertelt ook dat de complete gemeenschap geld heeft ingezameld om de grond onder het dorp te kunnen kopen. ‘Natuurlijk hadden we liever nog dichter bij de stad gewoond’, voegt ze daar aan toe. ‘Daar is het veiliger, maar daar is het land ook duurder. Dat konden we niet betalen als we bij elkaar wilden blijven.’
Dichter bij de vulkaan
Ze hopen in ieder geval niet weer te hoeven vluchten. Maar de kans dat dit ooit weer gaat gebeuren is groot. De oudere mensen in het huidige Karangkendal zeggen zich vier uitbarstingen bewust te herinneren, maar ze stellen ook dat het er zeker meer moeten zijn geweest.
‘Of we ooit weer zullen moeten vertrekken, moet blijken’, stelt dorpshoofd Ramidjo. ‘Dat ligt allemaal aan de activiteit van de vulkaan.’ Hij en velen met hem zijn al lang blij dat ze iets verder weg wonen dan voorheen, maar er heerst hoe dan ook een dubbel gevoel. ‘De faciliteiten zijn veel beter in dit nieuwe dorp’, besluit Siti. ‘Hoewel we als gemeenschap bij elkaar zijn gebleven, voelde ik me beter thuis in het oude dorp. Dichter bij de vulkaan.’
Dit verhaal verscheen op 29 mei 2013 ook op De Aziatische Tijger.